Onderlinge spanningen

Cees de Kemp o.praem.

Als leden van een groep elkaar eigenlijk nauwelijks kunnen accepteren of als er om andere redenen spanningen zijn, welke teksten in de Heilige Schrift kunnen je dan verder helpen. Daarover gaat dit artikel uit 1978.

In je gezin, op je werk, in je vereniging, ga zo maar door, sta je soms voor vervelende situaties. En ook gebedsavonden blijven er niet voor gespaard. Die moeilijkheden zijn van allerlei aard. Soms, bijvoorbeeld, wil het helemaal niet goed lukken: je hebt het gevoel of het zo stroef gaat; de gebeden sluiten nauwelijks op elkaar aan, ze maken een geforceerde indruk, net of het maar maakwerk is en ze niet echt uit het hart komen. Of je raakt in een discussie verzeild waarvan het eind zoek is. Het kan ook gebeuren dat iemand ineens op een pijnlijke manier zijn hart lucht, en dan zijn er niet altijd de geschikte personen om een en ander tactvol op te vangen. Of je proeft een zekere sceptische reserve, zo van: 'Ja maar dit, en ja maar dat'. En zo is er wel een hele waslijst samen te stellen.

Een ernstige handicap vind ik het als er gebrek aan onderlinge liefde is, als leden van een gebedsgroep elkaar eigenlijk nauwelijks kunnen accepteren. Ik wou eens kijken wat de Heilige Schrift hierover zegt; misschien zijn er teksten te vinden die je in zo'n situatie een hart onder de riem kunnen steken.

de jonge kerk

Blijkbaar was ook in de jonge Kerk niet alles koek en ei. Kijk maar naar de volgende plaatsen:

'Er is mij door de huisgenoten van Chloë over u verteld, broeders, dat er onenigheid onder u heerst. Ieder van u schijnt zijn eigen leus te hebben: Ik ben van Paulus. Ik van Apollos. Ik van Kefas. Ik van Christus.' (1 Korintiërs 1,11-12).

'U laat u nog altijd leiden door zelfzucht. Of is het geen uiting van egoïsme en kleinmenselijk gedrag, dat er onder u naijver en twist voorkomen?' (1 Korintiërs 3,3). 'Ik hoor dat zich op de samenkomsten van uw gemeente partijschappen manifesteren en ik ben geneigd het te geloven' (1 Korintiërs 11,18). 'Als ge elkaar blijft bijten en klauwen vrees ik dat ge elkaar in het eind zult verslinden' (Galaten 5,15).

Paulus raakte zelf ook verschillende keren in ruzies betrokken, en we zouden zo zeggen dat het gelijk niet altijd aan zijn kant was, of tenminste dat hij soms de indruk maakte van een stijfkop. Oordeel zelf:

'Na enige dagen zei Paulus tot Barnabas: Laten we nog eens de broeders gaan bezoeken in alle steden waar we het woord des Heren verkondigd hebben om te zien hoe het hun gaat. Nu wilde Barnabas ook Johannes, bijgenaamd Marcus, meenemen, maar Paulus vond het beter iemand die hen in Pamfilië in de steek had gelaten en zich niet met hen aan het werk had gewijd (vgl. Handelingen 13,13), niet mee te nemen. Het meningsverschil liep zo hoog, dat ze uit elkaar gingen en Barnabas samen met Marcus scheep ging naar Cyprus' (Handelingen 15,36-39).

het evangelie

Ook in de evangelies merken we nu en dan iets van onderling gekrakeel: 'De leerlingen kwamen in Kafarnaüm aan en, eenmaal thuis, ondervroeg Hij hen: Waar hebt ge onderweg over getwist? Maar zij zwegen, want zij hadden onderweg een woordenwisseling gehad over de vraag wie de grootste was' (Marcus 9,33-34). Bij een andere gelegenheid probeerden Jakobus en Johannes zich van de beste plaatsen te verzekeren, of liever: ze spannen hun moeder voor dat karretje. 'Toen de tien anderen dit hoorden, werden ze kwaad op beide broers' (Matteüs 20,24).

Het is duidelijk: de gemeenten in de jonge kerk waren niet in alle opzichten voorbeelden van ideaal leven; soms waren ze beslist geen reclame voor de Heer. Ze waren gedoopt, zeker, en de Heilige Geest werkte intens onder hen; en toch zaten ze soms nog vast aan allerlei kleinmenselijke hebbelijkheden. Best mogelijk dat ontwikkelde heidense buitenstaanders die daarvan notitie namen, zich schouderophalend hebben afgewend. En toch is de Heilige Geest doorgegaan met zijn werk.

blokkeren van de Geest

Die schermutselingen en wrijvingen zijn natuurlijk niet Gods bedoeling en ze blokkeren de invloed van zijn Geest. Maar als ze er eenmaal zijn, dan weet Hij er toch ook gebruik van te maken om bepaalde andere, goede dingen tot stand te brengen. die kleinmenselijke hebbelijkheden die in de Schrift staan opgetekend, die kunnen bijvoorbeeld onze teleurstelling wat verlichten als we er zelf mee te maken krijgen. In dit verband mogen we misschien uit de eerste brief van Petrus citeren, al gaat het daar niet om onenigheid, maar om vervolging van buiten af:

'dierbare vrienden, verwondert u niet over de brand die in uw midden woedt om u te louteren, alsof u iets ongewoons overkomt'(1 Petrus 4,12). Dus, het is een normaal verschijnsel; en bovendien heeft het als bijkomend effect: de loutering. Spanningen en wrijvingen zijn ook een middel om de groep te toetsen: 'Onenigheden zijn nu eenmaal onvermijdelijk als moet blijken wie van uw leden betrouwbaar zijn' (1 Korintiërs 11,19).

Soms komen er uit dergelijke moeilijkheden onverwachts nieuwe vruchtbare ontwikkelingen. Vergelijk bijvoorbeeld Handelingen 6,1: 'In die tijd, toen het aantal leerlingen steeds toenam, begonnen de Hellenisten tegen de Hebreeën te morren, omdat bij de dagelijkse ondersteuning hun weduwen achtergesteld werden'. dit geharrewar nu is voor de apostelen aanleiding geworden tot een betere verdeling van de taken en tot aanstelling van diakens. Felix culpa, gelukkig maar dat het een tijdje zo scheef ging, kun je dan achteraf denken.

geen genoegen nemen

Maar daaruit volgt natuurlijk niet dat we met spanningen en wrijvingen maar genoegen moeten nemen. Je hoort soms wel eens de raad: Leer er maar gewoon mee leven. Maar dat klinkt als een dooddoener, alsof er niets aan te doen valt. Op zo veel plaatsen in het evangelie vraagt Jezus om liefde, dat we er iet langs kunnen: als Hij dat zo uitdrukkelijk vraagt, dan moet dat toch ook hard gemaakt kunnen worden in ons leven? Wat een zegen kan er bijvoorbeeld van een gebedsbijeenkomst uitgaan als buitenstaanders onder de indruk komen van de hartelijke sfeer onder de deelnemers. En onze maatschappij heeft een enorme behoefte aan dergelijke vuurhaarden waar echte eenvoudige liefde van uitstraalt.

Ja maar, zul je misschien zeggen, in de harde werkelijkheid ervaar je het anders: je kunt niet voortdurend op je tenen blijven lopen. Inderdaad, met alleen onze menselijke kracht komen we misschien een aardig eind, maar ergens bereiken we de grens van onze spankracht. En toch nodigt Jezus ons uit verder te reiken, als het ware boven onszelf uit te stijgen. Dat kunnen we niet zelf klaarspelen, maar als we ons voor zijn Geest openstellen, dan kunnen er onverwachte dingen gebeuren. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat we er eindelijk in slagen een wrok van jaren als een knellend harnas af te leggen, of ineens over de instinctieve aversie tegenover een ander heen te stappen en die te accepteren zoals hij/zij is, als broer of zus in de Heer.

Op onderlinge liefde komt ook Paulus voortdurend terug. Zijn woorden zijn geïnspireerd door de Heilige Geest, daaraan valt niet te twijfelen. En diezelfde Geest zegt ook tot ons in 1978:

'Bemint elkander hartelijk met broederlijke genegenheid. Acht anderen hoger dan uzelf' (Romeinen 12,10).

'Weest eensgezind. Schikt u zonder hooghartigheid in de omgang met gewone mensen' (Romeinen 12,16)

'Stoot de zwakke in het geloof niet af door zijn meningen te betwisten' (Romeinen 14,1).

'Wij die bij de sterken horen, hebben de plicht de gevoeligheid van de zwakken te ontzien, zonder rekening te houden met onszelf' (Romeinen 15,1).

'Aanvaard elkander als leden van één gemeenschap, zoals ook Christus ons in zijn gemeenschap heeft opgenomen' (Romeinen 15,7).

'Maak mijn vreugde volkomen door uw eenheid van denken, uw eenheid in liefde, uw saamhorigheid en eensgezindheid. Geef niet toe aan partijzucht en ijdelheid, maar acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf. Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen, maar liever die van zijn naasten. die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde' (Filippenzen 2,2-5).

'Verdraagt elkander en vergeeft elkander, als de een tegen de ander een grief heeft. Zoals de Heer u vergeven heeft, zo moet ook gij vergeven. Voegt bij dit alles de liefde als de band der volmaaktheid' (Kolossenzen 3,13-14).

Uit Bouwen aan de Nieuwe Aarde 1978-6