Mgr. J. van Burgsteden sss
Met wat voor innerlijke houding en met welk gedrag kunnen wij Jezus’ medewerkers zijn en soms leiding geven in onze geloofsgemeenschappen. Met onderstaande tekst begon het Pastoraal Congres 2021, over het thema Als God ons renoveert en in het kader van werken aan missionaire parochies.
Voetwassing op het Malieveld, Wij Kiezen voor Eenheid, 2012.
Het Paasfeest was op handen. Jezus die wist dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld over te gaan (Pasen betekent overgang) naar de Vader, en die de zijnen in de wereld bemind had, gaf hun een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe (Johannes 13,1). Op deze woorden volgt de voetwassing.
De evangelist Johannes schrijft deze zin vóórdat Jezus zich omgordt voor het wassen van de voeten van zijn leerlingen en vóór Hij zich voorbereidt op zijn Passie.
In de laatste momenten dat Hij leeft met de zijnen manifesteert Jezus in de hoogste mate en op de meest expliciete wijze de liefde die Hij van ’t begin voedde voor hen.
Na de zijnen die in de wereld waren bemind te hebben, beminde Hij hen tot het uiterste toe.
De woorden “tot het uiterste” betekenen: tot de laatste adem van zijn leven.
Maar in deze woorden beminde Hij hen tot het uiterste is ook het idee van de volmaaktheid aanwezig, tot in de perfectie. Dat wil zeggen: Hij beminde hen compleet, ten volle, totaal, met uiterste intensiteit, ten top.
De leerlingen van Jezus zullen op aarde blijven, terwijl Jezus in zijn Heerlijkheid zal zijn.
Zij zullen zich alleen voelen, zullen vele beproevingen moeten overwinnen; juist voor die momenten wil Jezus dat zij zeker zijn van zijn liefde.
Nadat Hij de zijnen in de wereld bemind had, beminde Hij hen “tot het uiterste toe”.
In deze zin voel je de manier van leven van Jezus: zijn manier van beminnen. Hij wast de voeten van zijn leerlingen. Zijn liefde brengt Hem tot deze dienst, in die tijd gereserveerd voor de slaven.
Een slaaf: de persoon zonder rechten. Hij verricht, gehoorzamend aan de gastheer, de diensten die de gastheer zelf niet doet. De nederigste diensten.
Vers 2: Onder de maaltijd, toen de duivel reeds aan Judas Iskariot, de zoon van Simon, het plan had ingegeven om Hem over te leveren, stond Jezus van tafel op.
Vers 3: In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan legde Hij zijn bovenkleed af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee.
Hiermee grijpt Jezus vooruit op zijn totale ontlediging; afgesneden van zijn Vader en van de mensen (vgl. Filippenzen 2,6 en 7).
Hier stelt Jezus een enorm teken (schokkend voor zijn leerlingen).
Zijn apostelen zijn zijn gasten.
Hij, de Gastheer, knielt neer voor hen, terwijl een leerling neerknielt voor zijn Heer en Meester: voor Jezus.
Jezus beschouwt zijn leerlingen als zijn meerderen; Gij zijt mijn vrienden. Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet (Johannes 15,15).
Omgord met een witte linnendoek: teken dat Jezus de enig reine is, droogt Hij met deze witte doek de voeten af en draagt Jezus zijn leerlingen de zending op om, zoals Hij, dienaars van elkaar en van allen te zijn.
Vers 6: Zo kwam Hij bij Simon Petrus die Hem echter zei: “Heer, wilt Gij mij de voeten wassen?”
Vers 7: Jezus gaf hem ten antwoord: “Wat Ik doe begrijpt gij nu nog niet, maar later zult gij het inzien.”
Wie is de grootste? Als iemand de eerste, de grootste, wil zijn, zal hij de laatste van allen zijn en de dienaar van allen (Markus 9,35).
Matteüs 20,20-28 zegt het nog helderder: Wie de eerste wil zijn, zal jullie slaaf zijn (zoals Jezus een slaaf is die jullie de voeten wast). Dit is de wijze van het gezag van nu af in het Rijk Gods.
Als wij dienaars zijn van elkaar zal Jezus onze dienaar zijn.
Wij volgen Jezus niet voor een beloning, maar uit liefde, gezuiverde liefde, die niet een beloning zoekt.
Wij mogen niet vergeten dat wij niet geroepen zijn om perfecte organisatoren of leiders te zijn. Het komt er op aan volmaakt te zijn in de liefde. En alle andere vormen van volmaaktheid komen dan wel.
Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben, zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken, dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart (Johannes 13,34-35).
Uit: Bouwen aan de Nieuwe Aarde 2021-3