Er zijn heel wat kleine beginpunten aan te wijzen voor de katholieke Charismatische Vernieuwing in Nederland. Je kunt immers spreken van deze vernieuwing zodra rooms-katholieken met elkaar de doop in de Geest gaan ervaren en bij hen de gaven van de Geest gaan functioneren. In de zestiger jaren waren er verschillende katholieken die kennis maakten met de pinkstervernieuwing in andere kerken. Daaruit ontstonden ook bijbelstudie- en gebedsgroepen, o.a. een groep van vijf personen waarvan er vier priester waren. Gedurende een aantal jaren verscheen er een contactblaadje 'Het Huis'. En in 1964 werd de eerste rooms-katholiek, drs. J.H.Horsthuis pr., redactielid van het oecumenische charismatische tijdschrift Vuur. In de reformatorische kerken was de charismatische vernieuwing namenlijk al in de vijftiger jaren begonnen.
Het moet voor deze katholieken in de zestiger jaren niet gemakkelijk zijn geweest om met die ervaringen iets te doen in eigen Kerk. Maar daar kwam verandering in. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) had ondubbelzinnig positief gesproken over het functioneren van de charismatische gaven van de Geest, de bekering, het biddend lezen van de bijbel, de persoonlijke relatie met Christus, de oecumene en over evangelisatie. En prof. dr. Han Fortmann schreef in 1961 al een pleidooi voor "een cultuur, waarin religieuze charismata, in welke moderne verschijningsvorm dan ook, kunnen bloeien".