Cees de Kemp o.praem.
Cees de Kemp (1925-2022), norbertijn te Heeswijk, schreef in 1982 “dat we bezinning en gebed niet te zeer in aparte hokjes moeten zetten, maar van de andere kant dat we ze ook moeten onderscheiden. Anders dreigt het gevaar dat we in bezinning blijven steken en niet tot het eigenlijke gebed komen. … Mediteren en je ergens op bezinnen, dat zijn activiteiten waarbij je in je eigen wereld blijft … Bezinning en meditatie zijn werkelijk noodzakelijk, maar op een gegeven moment doe je als het goed is, een belangrijke stap verder, en dat is: je gaat tot God spreken. En dat is een hele sprong!” Hier het hele artikel.
Heb jij dat misschien ook, dat je een zekere afkeer van bezinning hebt? Ik heb dat in ieder geval wel, tenminste tot op zekere hoogte. Ik zal proberen uit te leggen wat ik bedoel. Maar eerst even een paar voorbeelden.
In het NRC van 11 december 1981 stond op blz. 13 de kop 'Bezinning op computer moet hier nog beginnen'. In het artikel kon je lezen over deskundigen die met elkaar overlegden hoe het nou in de komende jaren moet gaan als computer en chipkaarten steeds meer in gebruik komen. Worden daardoor niet nog meer werknemers overbodig? Dus nog meer werkloosheid? Of juist niet?
bezinning nodig
Bezinning is absoluut nodig, je kunt er niet langs. Of het nou gaat over computers, of over de uitstippeling van het komende beleid, of over de sfeer op je school, of over wat dan ook, je moet bij tijd en wijle a.h.w. even stilstaan, het werk laten rusten en bij jezelf of samen met anderen eens rustig bekijken: wat ben ik, of wat zijn wij eigenlijk aan het doen; waar zijn we mee bezig? Wat is onze doelstelling? Wat is de zin van ons werk? Hoe moet het verder? En meer van dergelijke vragen. Des te meer dringt dat als er belangrijke consequenties aan vast zitten, als bijvoorbeeld het levensgeluk van een massa mensen, zoals in het geval van die computers.
Bezinning is nodig met betrekking tot het veld van de menselijke relaties, in je huwelijk, je leefgemeenschap, je werkkring. Daarom houden wij in de abdij waarvan ik lid ben, elke maand een bezinningsavond, waarin we met elkaar praten en overleggen, meningen en ervaringen uitwisselen. Zodoende leer je elkaar ook beter kennen, beter begrijpen en waarderen. Soms is het onderwerp een heel praktisch probleem als de aanleg van een nieuw parkeerterrein, en dat kun je dan moeilijk bezinning noemen.
Maar dikwijls proberen we ook naar diepere lagen te boren als bijvoorbeeld: wat denk jij van het IKV-rapport over ontwapening? of: wat betekent geloven voor jou? of: waarom zijn we eigenlijk hier?
Bezinning is ook in onze gebedsgroepen nodig. Op zijn tijd een flink stuk van de avond besteden aan vragen als: waar staan we nou eigenlijk? Waarom komen we bij elkaar? Hoe verder? Wordt het bij ons niet een sleur? Hoe komt het dat er geen groei in zit? Heel gemakkelijk kunnen er dan problemen en probleempjes boven tafel komen, en dat is goed. Want het is beter dat ze uitgesproken worden dan dat ze in je blijven zitten etteren.
tot rust komen
Vroeger was het gewoonte van retraites te spreken, maar dat woord is zo langzamerhand ouderwets geworden en vervangen door bezinningsdagen. Het zijn dagen waarop je tot rust probeert te komen en bij je eigen persoonlijke situatie stilstaat: hoe sta ik nou eigenlijk tegenover mijn medemensen? Tegenover mijzelf met mijn verleden en mijn al dan niet vervulde verwachtingen? Tegenover God? En dergelijke vragen meer. Bezinning dus op religieus vlak. En zo komen we dicht in de buurt van gebed; zelfs wordt die bezinning dikwijls op één lijn met gebed gesteld. En hier is het nu dat ik ergens in verzet kom. Ik denk namelijk van de ene kant dat we bezinning en gebed niet te zeer in aparte hokjes moeten zetten, maar van de andere kant dat we ze ook moeten onderscheiden. Anders dreigt het gevaar dat we in bezinning blijven steken en niet tot het eigenlijke gebed komen.
Ik kwam hier eigenlijk op bij lezing van een boekbespreking in De Tijd van 27 november 1981. Cornelis Verhoeven bespreekt daarin het pas uitgekomen boek over gebed en gebedsopvoeding in onze tijd 'Thuis in Gods ruimte'. Hij schrijft daarin: 'Telkens weer lees ik dat er tegenwoordig veel belangstelling voor gebed en meditatie is. Dat laatste begrijp ik wel een beetje, maar het is mij nooit duidelijk geworden hoe die twee met elkaar verbonden zijn. Het lijken eerder tegendelen: mediteren is denken naar binnen toe en bidden is praten naar buiten toe. Vooral dat hachelijke praten in de tweede persoon enkelvoud, tegen Iemand die er niet is of althans niets terugzegt, heb ik altijd een onoverkomelijk probleem gevonden. Maar juist dát wordt nooit aangesneden.'
Ik lees hierin de eigenlijke kern van de moeilijkheid bij het bidden.
mediteren en bezinnen
Mediteren en je ergens op bezinnen, dat zijn activiteiten waarbij je in je eigen wereld blijft. Je praat met anderen over je eigen ervaringen, over wat je hebt meegemaakt, over wat je gezien en gehoord hebt. Of je bent in je eentje aan het nadenken over je eigen persoonlijkheid, dat wonderlijke wezen dat je zelf bent. Je blijft maar ademen, je hart blijft maar kloppen. Je bent helemaal bij jezelf, je kunt a.h.w. van binnenuit en merkt dat er ook daar zo veel mysterie is. Hoe komt het, bijvoorbeeld, dat ik nu eens deze vraag bij me voel opkomen, en dan weer dat gevoel? En wat is wel die duistere diepte van waaruit die emoties, verlangens en gedachten opkomen, half geformuleerd in brokstukken van zinnen en woorden? Je kunt ook bezinnend bezig zijn met Jezus, nadenken over wat Hij gezegd en gedaan heeft, mediteren over wat voor inspiratie Hij losgeslagen heeft. Proberen te begrijpen wat de Bijbel zegt. Kortom, je bent aan het nadenken over, aan het spreken over, maar nog niet aan het spreken tot. En daar ligt de knoop.
Bezinning en meditatie zijn werkelijk noodzakelijk, maar op een gegeven moment doe je als het goed is, een belangrijke stap verder, en dat is: je gaat tot God spreken. En dat is een hele sprong! Op een of andere manier is bidden een vorm van sterven, want je verlaat a.h.w. je veilige wereld. Je spreekt Iemand aan in de tweede persoon enkelvoud, d.w.z. je spreekt Hem aan met 'U, Gij, Uw'. Dat is pas het echte gebed; je laat a.h.w. al dat praten en redeneren en nadenken achter je en je spreekt God zelf direct aan.
bidden tot…
Maar kan dat wel? Want van je 'gesprekspartner' heb je geen enkele voorstelling: je ziet Hem niet, je hoort Hem niet, 'Geen mens heeft Hem gezien of is in staat Hem te zien' (1 Timoteüs 6,16). Je kunt rondkijken en erkennen dat de natuur zijn werk is, of dat de kerkruimte getuigt van inspiratie van Jezus' Geest, maar Hemzelf neem je niet waar. Niets helpt je: je zintuigen laten je in de steek. Je staat voor een 'stille leegte', waarvan geen echo terugkaatst. En daarom mogen we zeggen dat bidden een hele sprong is. Je verliest eigenlijk alle grond onder je voeten. Bidden betekent inderdaad zoiets als sterven.
Als je het goed nagaat, is bezinning en meditatie veel gemakkelijker. Want dan blijf je ergens veilig in de ervaarbare existentie; ik bedoel, je hebt dan tenminste het gevoel van thuis te zijn te midden van kleuren, geluiden, geuren, menselijke verhoudingen. 'Vooral dat hachelijke praten in de tweede persoon enkelvoud, tegen iemand die er niet is of althans niets terug zegt, heb ik altijd een onoverkomelijk probleem gevonden', zegt C. Verhoeven in de recensie. Ik denk dat ik hem begrijp.
En toch, heb jij ook de ervaring dat 'sterven' weldadig is? Ik vind het ontzettend moeilijk om het uit te leggen, maar heb jij dat ook, dat je graag die sprong waagt? Dat je er a.h.w. toe wordt aangemoedigd toch maar 'U, Gij Uw' te zeggen? Of 'Jij, Jou, Jouw', zoals ik het jongelui van de Gen (een jeugdgroep van de groep Focolare) eens heb horen zeggen; wat klinkt dat vertrouwelijk, hè! Je hoeft je niets te verbeelden, je hoeft geen moeite te doen om je op te schroeven, of weet ik wat. Alleen dit éne: Hij is er. En dat is alles. O, je zou dolgraag een glimp van Hem willen opvangen. Maar je weet dat dat niet iedere dag gebeurt. En toch gaat het je zo gemakkelijk af om een paar woorden te zeggen tot die onzichtbare Majesteit. Vanuit het praten met elkaar en het denken naar binnen toe maak je een sprong naar het toe-spreken van God.
gemakkelijk of niet?
We schreven zoëven dat meditatie en bezinning eigenlijk gemakkelijker zijn dan bidden. Maar je ervaart dat het omgekeerde waar is: in jouw spreken tot de Vader of Jezus of de Heilige Geest kun je al het geploeter dat het denken en praten ook meebrengen, loslaten en zonder enige reserve zeggen wat je op je hart hebt. En of dat nu mooi geformuleerde zinnen zijn of niet, verheven of gewone gevoelens, dat doet allemaal niets ter zake: in het spreken tot God mag je voor 100% zijn zoals je bent. (Natuurlijk kent ook het gebedsleven zijn tijden van verveling, dorheid en strijd, maar daar hebben we het nu niet over.)
Vandaar mijn afkeer soms van bezinning. Ik krijg wel eens de indruk dat men weliswaar zeer intensief met bezinning bezig is, maar dat men aan de laatste sprong niet toekomt. En dat is ergens fataal, vind ik. Stel je voor dat je heel intens met anderen praat over je vrouw, je man, je kinderen, maar nooit met henzelf…?! Zo liggen de zaken ook in onze relatie met God. Ik denk dat het een goede zaak is dat de charismatische vernieuwing zo'n nadruk blijft geven aan die sprong: spreken tot God. Want dat zien we telkens en telkens gebeuren: geen bijeenkomst of minstens een paar van de aanwezigen spreken tot God alsof Hij ook aanzit. Nu zeg ik het eigenlijk verkeerd: niet alsof, we geloven dat Hij er écht bij is. Een medebroeder van mij heeft dat eens een beetje spottend genoemd: communiceren met elkaar via een omweg, namelijk via de contactlijn met God. Dus niet rechtstreeks naar elkaar toe, maar indirect. Laat dat zo zijn, dan nog blijft de waarde intact van het directe toespreken van God. Een getuigenis over Hem op diep niveau.
Trouwens, dat toespreken in de tweede persoon enkelvoud blijft ook altijd gehandhaafd in de liturgie. De voorbeden, bijvoorbeeld, mogen wel eens veel weg hebben van korte preekjes, ze worden in ieder geval tot God gericht als een 'Gij'. Het bloed kruipt soms waar het niet gaan kan.
Gebed is het eigenlijke doel. Dat wil niet zeggen dat bezinning overbodig is. Verre van dat. Juist omdat we zo door en door zintuigelijk en lichamelijk zijn, moeten we kunnen zien en horen wat er rondom ons gebeurt. Ik vind, bijvoorbeeld, dat we op zijn tijd met open ogen moeten bidden, kijken naar onze medemensen, kijken naar wat er in de Schrift staat, met open oor en open hart luisteren naar wat de medemensen te zeggen hebben. Zo word je o.a. behoed voor inbeelding en zelfbedrog. En zo kun je ook gemakkelijker tot die laatste stap komen: je hebt de zichtbare werkelijkheid a.h.w. als springplank nodig. En zo krijg je ook de kans je gebed te verdiepen. Want wel is het waar dat Jezus ons uitnodigt als kinderen te zijn, maar dat sluit niet uit dat het een mens gegeven is naar volwassenheid te groeien. Dat betekent dat we gaandeweg het kinderlijke afleggen en door een zekere oppervlakkigheid naar diepere lagen doorstoten.
Soms voel ik bij bezinning een afkeer in me opkomen, omdat men aan het eigenlijke gebed niet toekomt. Ook het omgekeerde kan voorkomen, dat namelijk medegelovigen een afkeer in zich voelen opkomen omdat aan het gebed niet genoeg bezinning vooraf is gegaan, waardoor het diepte mist. En dat is erg jammer.
Uit Bouwen aan de Nieuwe Aarde november-december 1982