Maria Vinkenburg
Ik ken geen moment van een radicale bekering, van een echte ommekeer in mijn leven.
Van huis uit heel godsdienstig opgevoed: het geloof werd met de paplepel ingegeven, maar niet als een automatisme: beide ouders waren diep gelovig en putten kracht uit hun vertrouwen op God in de vele en grote zorgen die zij kenden. De dagelijkse kerkgang van vader en moeder maakte dat ook voor ons, kinderen, een vanzelfsprekend iets.
Ik koos bewust voor Jezus toen ik lid werd van de Franciscaanse Derde Orde ‑ ik denk op ongeveer zeventienjarige leeftijd ‑ en daarna nog meerdere keren.
Na 6½ jaar leven als contemplatieve in een slotklooster bleef ik me aan de Heer toegewijd weten, ook al liepen er geen kerkelijk erkende geloften meer. Ik zocht lang naar een kader waarin ik mijn toegewijd zijn aan de Heer kon beleven en vond dat in 1974 binnen de charismatische vernieuwing, die me aantrok en afstootte in het begin...
De doorbraak van de Geest heb ik ervaren na een charismatisch weekend eind 1974. Aan het eind van dat weekend was er gelegenheid om naar voren te komen voor persoonlijk gebed om de Heilige Geest. Ik had het gevoel daar nog lang niet aan toe te zijn, al porden mensen in mijn omgeving me wel aan: 'Ga toch naar voren...'. Maar ik stond als aan de grond genageld en huilde tranen met tuiten, zonder enig verdriet te voelen. Ik begreep daar niets van... Nu weet ik dat het bevrijdende tranen waren die me los weekten van vele gewoonten en dergelijke. Ik ging dus niet naar voren en kreeg geen persoonlijk gebed. Maar op weg naar huis overkwam mij een enorme blijdschap die maanden geduurd heeft.
Een typische herinnering: We hadden trainingsdagen voor de mentrices - ik werkte als mentrix in een ziekenhuis ‑ die nogal stevig aanpakten. We waren bezig met het boek Wie is van hout?. Iedereen was gespannen, velen voelden zich heel beklemd, zaten met hoge schouders en 'harde nekken'. Het viel de docent op dat ik daartussen heel ontspannen zat... niets kon me uit mijn vrede en balans brengen.
Dat is niet in die mate gebleven, maar voor mij is toch het essentiële verschil tussen vroeger en nu, dat ik veel eerder weer ontspannen ben, me niet meer zó druk maak. Ik noem het altijd: 'van de witte‑knokkel‑mentaliteit ben ik overgegaan op de open‑handen‑mentaliteit'. Ik durf meer te verwachten en over te laten.
In de loop der jaren heb ik meerdere 'Leven in de Geest'‑vormingen meegemaakt: ze hebben bij mij nooit meer een soortgelijke ervaring opgeroepen als die eerste keer daar in Steyl, toen er niet voor mij gebeden werd. Soms was ik zelfs geïrriteerd door dat vooraf bepaalde moment waarop de Heilige Geest dan maar moest neerdalen... Hoe kon je nou weten of je er precies in die vijfde of zevende week voor klaar was???
Na de doop in de Geest is het Woord Gods me veel dierbaarder geworden en ook veel duidelijker. 'Hij zal u alles in herinnering brengen...'. Ik ben altijd heel dankbaar geweest voor Sacramenten als Eucharistie en biecht - dat laatste ben ik altijd blijven praktiseren, al was het soms om de drie maanden of zo. De Eucharistie is me weer even dierbaar als toen ik als jong meisje naar lof en aanbidding ging, al heeft die liefde wel een andere diepgang gekregen.
Van de initiatiesacramenten weet ik niets: gedoopt als een één‑dag‑oude baby en gevormd toen ik 6½ jaar was! Dat zei me niets, wel die eerste communie op diezelfde dag. Al kan ik me daarvan ook geen goed beeld meer vormen.
Ik weet me een zeer bevoorrecht mens en ben heel dankbaar hoe de Heer mij in mijn leven overkomen is.
Uit: Bouwen aan de Nieuwe Aarde 1992-3 mei-juni