'Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad'. Deze psalmwoorden (Psalm 118) zeggen het al heel duidelijk: Gods woorden zijn in de Bijbel opgetekend om ons levenspad te verlichten. Dat kan echter alleen als wij ons niet afwenden van het Licht om liever te kijken naar alles wat ons aardse leven aan aardse vreugde te bieden heeft. Vaak is dat veel en menen we niets anders nodig te hebben. Maar dan komt God soms ineens tussenbeide met ziekte of leed en wordt het donker in ons en snakken we naar licht. Dan is het een grote genade wanneer we de Bijbel in handen krijgen, Gods woord, bron van licht.
Buitenkerkelijk opgegroeid
Zo ging het mij toen ik 39 jaar oud was. Ik was buitenkerkelijk opgegroeid en niet gedoopt. Toch had mijn moeder me de Bijbel leren kennen en eerbiedigen, maar later was ik dit 'Boek der boeken' gaan beschouwen als een reeks boeiende verhalen waarvan het nu, na tweeduizend jaar, onmogelijk meer was uit te maken in hoeverre die historie, ofwel mythen en legenden bevatten.
Toen kwam God metterdaad tussenbeide, ontnam mij de aardse vreugde en mijn gezondheid, maar gaf mij tegelijkertijd zijn Woord, de Bijbel, in handen. Geboeid begon ik te lezen, eerst het Oude Testament, de geschiedenis van het uitverkoren volk, de profeten, de psalmen. Bij het lezen van het Nieuwe Testament kreeg ik een eigenaardige inval, mij zeker wel door mijn goede engel ingegeven: 'Als ik alle vier de evangeliën eens achter elkaar lees, met daarbij steeds de vraag op de achtergrond of dit nu alles historie of legende is, misschien krijg ik dan wel een antwoord op die vraag'. En ja, het antwoord kwam, en heel duidelijk ook: dit is alles werkelijk zó gebeurd, dit zijn ooggetuigenverslagen, of opgetekend uit de mond van hen die het zelf beleefd hebben. [De exegeten zullen het daarmee niet eens zijn. De vraag naar de historische waarheid is geen geloofsvraag maar een wetenschapsvraag. Geloofsvraag is: wat heeft God mij hierlangs te zeggen? Redactie]
Op andere wijze me in de Bijbel verdiepen
Dit gaf een geweldige omwenteling in mijn geest. Niet alleen waren dus al die wonderen: genezingen, broodvermenigvuldiging, en zo veel andere, echt gebeurd, maar ook het allergrootste wonder: de kruisdood en de verrijzenis van Jezus Christus. Om onze zonden moest Hij sterven, om onze verbinding met Zijn Vader te herstellen en om ons tenslotte Gods Heilige Geest van Liefde te kunnen geven.
Nu stroomde Gods licht in mij binnen en wekte een groot verlangen in me op gedoopt te worden, mij zo volledig met Christus te verbinden. Nu ging ik me op een heel andere wijze in de Bijbel verdiepen. In het begin vooral door me bij elk stukje evangelie of uit de Handelingen de tijd, plaats en omstanders heel levendig voor ogen te stellen en dan in de eerste plaats naar Jezus zelf te kijken, naar de Goddelijke kracht en liefde, die van Hem uitgingen.
Nu wat Hij mij vandaag zeggen wil
Ook nu verdiep ik me nog vaak op deze wijze in wat ik lees, en dan voel ik iets van Jezus' liefde in mij doorstromen. Meestal echter beschouw ik nu dat wat ik lees, op een andere manier. Dan vraag ik aan de Heer wat Hij mij juist vandaag hiermee zeggen wil. Gewoonlijk is het een waarschuwing, een helderder inzicht in mijn eigen fouten. Soms een belofte van iets dat Hij me vandaag geven wil en waar ik dan attent naar moet uitzien.
EEN PAAR VOORBEELDEN
Een farizeeër en een tollenaar komen tegelijk in de tempel (Lucas 18,9-14). De eerste dankt God dat hij zo'n voorbeeldig mens is, niet zoals die tollenaar daar. Maar deze durft Heer niet eens aan te zien en zegt enkel: "Heer, wees mij, zondaar, genadig". En deze ging gerechtvaardigd naar huis, de ander niet.
Ben ook ik, ja, zijn wij allen niet steeds geneigd onszelf heel wat beter te vinden dan deze of gene, wiens zondigheid zo duidelijk blijkt? En Jezus laat mij ineens zien welk mens Hij daar vandaag mee bedoelt en hoe hoogmoedig ik mij boven hem verheven voel. "Heer, wees mij, zondaar, genadig".
Een andere keer ziet Jezus velen bij het binnengaan van de tempel geld in de offerkist werpen, soms heel wat. Dan komt de arme weduwe met haar twee penningen, haar hele bezit. "Zij heeft het meest gegeven", zegt Jezus (Marcus 12,41-44).
En zie wat ik vandaag van plan ben aan een missionaris te sturen: toch nooit meer dan wat ik best missen kan zonder iets te hoeven ontzeggen. En ik doe er ditmaal maar een schepje bovenop.
Er zit een blinde bedelaar aan de kant van de weg (Lucas 18,35-43). Als hij hoort dat het Jezus is die te midden van veel volk voorbij komt, roept hij luidt: "Jezus, zoon van David, ontferm U over mij!" Hij heeft gehoord van zo veel wonderen, hij weet zeker dat Jezus hem genezen kan. De mensen roepen: "Man, schreeuw toch niet zo!" Maar hij gaat door. En Jezus staat stil, laat hem bij zich brengen en vraagt: "Wat wil je dat ik voor je doe?" "Rabboeni, dat ik zien mag". Meteen ziet hij en Jezus zegt: "Je geloof heeft je gered".
Als ik dit lees, zeg ik ook: "Heer, geef dat ik zien mag". En ik ben me bewust hoe blind ik vaak ben voor Zijn liefdevolle aanwezigheid en alleen maar aandacht heb voor mijn werk en mijn eigen belangen en hoe klein mijn geloof eigenlijk is. "Heer, geef mij meer geloof en genees mijn blindheid."
De broodvermenigvuldiging
Jezus heeft met vijf broden en twee vissen vijfduizend mensen volop te eten gegeven (Matteüs 14,13-21). Een aankondiging van het Heilig Altaar-sacrament waarmee Hij alle mensen wil verzadigen die tot Hem komen. Hij geeft hier zichzelf als Brood en er blijven nog manden vol over, die wij nu in het heilig tabernakel mogen bewaren. Hij heeft hiermee zijn kruisdood al aangekondigd, er als het ware een begin mee gemaakt en wil zich nu in eenzaamheid tot zijn Vader wenden, wiens Heilige Wil Hij ten einde toe gaat volbrengen. Hij zendt daarom alle mensen, ook zijn leerlingen, weg en gaat de berg op - alleen in de nacht.
Wat wil Jezus mij nu zeggen?
Zeker dit, dat ik elke dag met honger, met intens verlangen bij Hem komen mag, wetend dat Hij alleen mijn ziel verzadigen kan. Hoeveel ontbreekt het bij mij vaak hier aan, hoe vol is vaak mijn hart van ronddwarrelende gedachten, hoe weinig gereed om Hem met liefde en vreugde te ontvangen. En ik vraag: "Heer, spreek nu één woord tot mij om mij te helpen". O, wonder, als ik dit smekend vraag, dan geeft Hij ook een woord, elke dag weer, en juist het woord dat ik deze dag nodig heb: zo goed is Jezus.
Nog iets zegt Hij mij: dat ik mij in de loop van de dag ook nu en dan in gebed moet terugtrekken om mij weer geheel met Hem te verenigen. Ik hoef daarvoor geen berg te bestijgen. Mijn ogen sluiten en de liefdevolle aanwezigheid van de Heer als een beschermende mantel om mij heen voelen, dat is voldoende en brengt vanzelf een kort gebed in mij mee.
Iedere dag brengt weer een ander stukje evangelie onder onze aandacht, een gebeurtenis, ofwel een van de gelijkenissen waarmee Jezus zijn blijde boodschap voor de mensen tracht te verduidelijken. Zo troostend kunnen deze zijn. Ons geen nodeloze zorgen maken: God voedt ook de vogels, die zaaien noch maaien, en kleedt ook de bloemen, die spinnen noch weven, met kleurige kleding. Het kleine mosterdzaadje vertolkt met zijn grote groeikracht het rijk Gods dat in ons gezaaid is en in ons zal uitgroeien tot een grote sterke plant die zelfs aan anderen nog steun kan geven. De rank die met de wijnstok verbonden moet blijven om vrucht te kunnen dragen, maar dan ook wel eens gesnoeid moet worden om meer vrucht te dragen. Het zaad, Jezus' woord, dat dertig- tot honderdvoudig vrucht zal dragen, wanneer het bij ons in een goed, ontvankelijk hart valt.
Een enkele maal zijn Jezus' woorden niet vriendelijk, maar van heilige verontwaardiging vervuld: als Hij de kooplieden de tempel uit geselt, of de farizeeën voor huichelaars uitmaakt. Dan mag ik mijzelf wel ernstig afvragen waaraan ik vandaag zo'n waarschuwing te danken heb.
Als wij tenslotte het grote drama van Jezus' lijden en kruisdood overwegen, dan mogen wij steeds voor ogen houden dat niet de dood, maar de verrijzenis het uiteindelijke doel van de Goddelijke Wil was. En dankbaar mogen wij weten dat ook dit een boodschap voor ons is, altijd, wanneer het lijden ons neerdrukt.
De verrezen Heer blijft nog veertig dagen bij zijn leerlingen, en ook dan heeft Hij ons persoonlijk iets te zeggen. Als ik mij onrustig voel, dan mag ik Hem vragen, en ook verwachten, dat Hij ineens bij mij binnen zal komen en "Vrede voor jou" tot mij zal zeggen.
Als wij zó met de Bijbel omgaan, dan wordt hij een zegen en een kracht in ons leven. Dan wordt dit 'Boek der boeken' werkelijk een bron van levend water, waar wij elke dag uit mogen putten.
Ru Niemeijer
Uit: Bouwen aan de Nieuwe Aarde 1992-1