In memoriam door medebroeder

Martien van Hemert ofm

Jan van Beeck heeft in de laatste jaren van zijn leven enkele interviews gegeven. Daarin vertelt hij over de beslissende momenten in zijn leven. Dat is allereerst hoe hij bij de Franciscanen terecht is gekomen. Als jongen van zes jaar heeft hij zijn onderwijzer horen vertellen over Franciscus. Hij had toen nog nooit een Franciscaan gezien. Maar het verhaal van de onderwijzer heeft een blijvende indruk op hem gemaakt.

Op zijn 18e trad hij in bij de Franciscanen. Hij volgde de filosofie- en de theologie-opleiding die in de gewone gevallen toeleiden tot de priesterwijding. Zo niet bij Jan. Zijn zus vertelde mij dat hij thuis als reden opgaf dat hij nog niet toe was aan priester worden. U kunt zich voorstellen dat hem in zijn Indonesische periode meermalen de vraag werd gesteld waarom hij geen priester was. Dat lag voor de hand: hij was geen priester, maar ook geen gewone broeder. Er is daar meermalen bij hem op aangedrongen om zich priester te laten wijden. Met name door enkele bisschoppen. Een medebroeder die hem daar heeft meegemaakt herinnert zich het antwoord van Jan. Hij zei dat hij zuiver religieus wilde zijn, en geen priester.

In zijn Indonesische periode, van 1968 tot 1977, had Jan als voornaamste taak sociaal-economisch opbouwwerk, met name in het bisdom Bogor. Dat is een heel duur woord. Ik heb mij laten vertellen dat het daarbij vooral ging om groepjes mensen samen te brengen om kleine economische eenheden te vormen en zo in het levensonderhoud te voorzien. Hij zette netwerken op van kredietcoöperaties en plaatselijke bureautjes voor ontwikkelingswerk. Het ging hem daarbij primair om samen te werken aan een financiële bestaanszekerheid. Een van mijn huisgenoten die dat werk daar samen met Jan deed, spreekt bij voorkeur van het vormen van common bonds, het goede van elkaar bundelen.

Een van de belangrijkste gebeurtenissen in die periode was zijn contact met christenen uit verschillende kerken, evangelische christenen, die het initiatief namen om samen te bidden. Zelf zegt hij daarover dat dit een keerpunt in zijn leven was, een ervaring van Gods grote barmhartigheid. Het geloof ging veel meer voor hem leven: de Bijbel ging spreken; de eucharistieviering werd een belevenis. Daar maakte Jan ook voor het eerst een stille retraite mee. In die periode kwam de charismatische vernieuwing in zijn leven centraal te staan.

In 1977 kwam Jan terug naar Nederland. Toen hij van een lange cursus in de Filippijnen in Indonesië terugkwam, constateerde hij dat alles wat hij opgezet had, tijdens zijn afwezigheid gewoon doorgegaan was. Zijn conclusie: Alles wat ik doe, kunnen de Indonesiërs zelf ook. Nauwelijks terug in Nederland kreeg hij een benoeming voor Pakistan, met als opdracht hetzelfde te doen als hij in Indonesië deed: sociaal-economisch opbouwwerk. Hij ging de taal studeren, maar na lang wachten bleek dat hij geen visum voor Pakistan kreeg.

In deze periode volgde de verdere kennismaking met de katholieke charismatische vernieuwing. Dat gebeurde op het kasteel Croy in Aarle-Rixel. Tijdens een retraite in Wallonië raakte hij in een crisis, toen de leider van de retraite de vraag voorlegde: “Ben je bereid tot alles?” Hij doet in een interview verslag van wat er toen gebeurde. “Dat was ik niet. Ik wilde als minderbroeder niet op een kasteel gaan wonen, én ik wilde geen priester worden. Maar ik kon natuurlijk niet tegen God zeggen: zeg maar wat u wilt, maar dit en dat mag het niet zijn. Na een paar dagen ging ik naar de kapel voor het bidden van het avondgebed. In een opwelling zei ik: ‘Geef me in de eerste psalm maar een aanwijzing dat het een kasteel moet zijn, en anders doe ik het niet.’ Die eerste psalm was 110. In die vertaling begon een van de regels met ‘Jij bent vorst.’ Ik dacht: daar heb je het kasteel. Een vorst mag op een kasteel wonen. Terwijl ik tegensputterde dat die zin niet tegen mij gezegd werd, kwamen we aan de volgende regel, die begon met: ‘Jij bent priester.’ Precies die twee dingen waar God niet aan mocht komen.” Jan bleef op het kasteel wonen en rondde zijn theologiestudie af en werd in 1981 priester gewijd.

Na zijn priesterwijding ging Jan in onze vormingscommuniteit in Tilburg wonen en werd part-time wijk- en jongerenpastor. In die periode raakt hij sterk betrokken bij de stichting Bouwen aan de Nieuwe Aarde. Hij bereidde er enkele publicaties in voor, waarvan de bekendste ‘Groei in de groep – Ideeënboek voor katholieke charismatische gebedsgroepen’. Hij was ook betrokken bij ons provincieblad ‘De Variant’. Hij schreef er verschillende prikkelende artikelen voor.

Na 1991 raakte hij voltijds betrokken bij de katholieke charismatische vernieuwing. Met een medebroeder volgde hij in de Verenigde Staten een cursus in geestelijke begeleiding en stille retraites op een franciscaanse manier. Terug in Nederland begon hij daar mee in Megen, waarbij Ricky Rieter vanaf het begin zijn rechterhand was. Daarnaast gaf hij bezinningsdagen. Zelf noemt hij daarbij de vele gesprekken die hij voerde en de vele weekeind-diensten waarin hij voorging, ook in het Nederlands, Engels, Papiamento en Latijn. Volgens zijn eigen zeggen was zijn boodschap van Gods genade steeds hetzelfde: ‘Ik ben je Vader, Ik zal je zeggen wat je moet doen.’ Het mooiste aan de spiritualiteit van Franciscus vond hij de persoonlijke relatie met God.

Ik heb wel eens gedacht en ook gezegd: Jan leidt een parochie waarvan de leden verspreid in heel Nederland wonen. Ieder jaar hoorden wij van hem dat hij het jaarprogramma voor zijn parochie en ook voor zichzelf aan het maken was. Voor hem betekende dit ook dat hij geen functies in onze provincie kon vervullen. Zijn jaarprogramma ging voor. Hij kende volgens mij al zijn parochianen en had regelmatig contact met iedereen. Hij was voor allen broeder Jan.

Uitgesproken bij de uitvaart op 27 juli 2015

Dit is document a4081 op www.kcv-net.nl